e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand iets verwijten verwijten: verwijten (Bree), vərwijtə (Bree) iemand verwijten [ZND B1 (1940sq)] || iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand kwaad maken titsen: eine tetse (Bree) iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand luidruchtig berispen kijven: mojər zal keivə (Bree), mooder zal kieve (Bree), opspelen: mojer zal opspièlen (Bree), mooder zal opspiele (Bree), mooër zal opspielen (Bree), uitschieten: ûtsji-jte (Bree) iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)] || moeder zal kijven ! (in het oosten komt nog een oud woord tagge voor) [ZND 41 (1943)] III-1-4
iemand prijzen bestoefen: bəstoͅfə (Bree), bestuiten: besti-jte (Bree) iemand prijzen of loven [ZND B1 (1940sq)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand uitschelden schelden: šeͅlə (Bree), uitschijten: ēmə øytšiətə (Bree) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemand weerstaan niet toegeven: neet tûgève (Bree) het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand zijn gang laten gaan betijen: beti-je (Bree) toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen noden: znd 32, 71;  niejen (Bree), nieë (Bree), op de begrafenis noden: oppe begrèfenis niêje (Bree, ... ) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)] III-2-2
iep olm: Bree Wb.  olm (Bree) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3
iets (leren) beheersen bekwaam zijn: bekwaam zeen (Bree) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4