e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoft schocht: šoxt (Bree) Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2] I-9
schoftriem borstriemdrager: bǫrstrēmdrāgǝr (Bree) Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53] I-10
schoftzadel zadel: zāl (Bree) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokken schokkelen: šoqǝlǝ (Bree) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
schokschouderen de schouders ophalen: Idem als Ndl.  de schouders ophalen (Bree), met de schouders trekken: mət sein schøywərs trēͅkə (Bree) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol pladijs: Bree Wb.  pladi-js (Bree), schol: shol (Bree) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] || schol [Willems (1885)] III-2-3
schommel jokkel: ein jokkel (Bree), jokkel (Bree), jokəl (Bree), jòkkel (Bree), jókel (Bree), ən joekəl (Bree), /  jokkel (Bree), Jokkel (Bree), puntje onder de e  jokəl (Bree), scheepje: ein schièpke (Bree), als diminutief-vorm van schip voor de kermisschommels  šiepkə (Bree), schommel: schommel (Bree), Syn. jòkkel [vgl. pag. 210].  sjòmmel (Bree) 1. Speeltuig. || Een schommel (Fr. balancoire). [ZND B1 (1940sq)] || Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)], [ZND m] || schommelwipwap [SND (2006)] III-3-2
schommelen jokkelen: jokiləŋ (Bree), jokələ (Bree), jókelen (Bree), /  jokkelen (Bree), Sub jòkkel.  jòkkele (Bree), schokkelen: sjògkele (Bree), schommelen: sjòmmele (Bree) 1. Schommelen. || 1. Zie jòkkele [Schommelen]. || schommelen [SND (2006)] || Schommelen. [ZND m] || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: de jing zeen no de school (Bree), šo.l (Bree) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || school [RND] III-3-1
schoolcijfer quotering: Van Dale: quotering, (in Belg.) 2. beoordelingscijfer, waardecijfer.  kwotĕring (Bree) cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)] III-3-1