33782 |
schoft |
schocht:
šoxt (L360p Bree)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
33970 |
schoftriem |
borstriemdrager:
bǫrstrēmdrāgǝr (L360p Bree)
|
Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53]
I-10
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāl (L360p Bree)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
34629 |
schokken |
schokkelen:
šoqǝlǝ (L360p Bree)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders ophalen:
Idem als Ndl.
de schouders ophalen (L360p Bree),
met de schouders trekken:
mət sein schøywərs trēͅkə (L360p Bree)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
pladijs:
Bree Wb.
pladi-js (L360p Bree),
schol:
shol (L360p Bree)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] || schol [Willems (1885)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
jokkel:
ein jokkel (L360p Bree),
jokkel (L360p Bree),
jokəl (L360p Bree),
jòkkel (L360p Bree),
jókel (L360p Bree),
ən joekəl (L360p Bree),
/
jokkel (L360p Bree),
Jokkel (L360p Bree),
puntje onder de e
jokəl (L360p Bree),
scheepje:
ein schièpke (L360p Bree),
als diminutief-vorm van schip voor de kermisschommels
šiepkə (L360p Bree),
schommel:
schommel (L360p Bree),
Syn. jòkkel [vgl. pag. 210].
sjòmmel (L360p Bree)
|
1. Speeltuig. || Een schommel (Fr. balancoire). [ZND B1 (1940sq)] || Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)], [ZND m] || schommelwipwap [SND (2006)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
jokkelen:
jokiləŋ (L360p Bree),
jokələ (L360p Bree),
jókelen (L360p Bree),
/
jokkelen (L360p Bree),
Sub jòkkel.
jòkkele (L360p Bree),
schokkelen:
sjògkele (L360p Bree),
schommelen:
sjòmmele (L360p Bree)
|
1. Schommelen. || 1. Zie jòkkele [Schommelen]. || schommelen [SND (2006)] || Schommelen. [ZND m] || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
de jing zeen no de school (L360p Bree),
šo.l (L360p Bree)
|
de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || school [RND]
III-3-1
|
21425 |
schoolcijfer |
quotering:
Van Dale: quotering, (in Belg.) 2. beoordelingscijfer, waardecijfer.
kwotĕring (L360p Bree)
|
cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|