e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woeker woeker: woeker (Bree) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen schravelen: sjravele (Bree), woelen: wole (Bree) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] || Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goonsdig (Bree), gō⁄nsdig (Bree), woensdag: woonsdig (Bree) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen erop los lopen: troͅp loͅs løͅypə (Bree) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
woest, wild rijden rotsen: Van Dale: I. rotsen, (gew.) 1. rossen; - rondlopen; - 2. ravotten, stoeien.  rótse (Bree) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wol wol: wol (Bree) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfsdak afgekapte gevel: āf˲gǝkap˱dǝ gē̜vǝl (Bree) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9
wolfseinde geveltje: gē̜vǝlkǝ (Bree) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Bree  [(krom)]  ), trens: trɛ.ns (Bree  [(twee stukken)]  ), zware stang: zwǫǝr staŋ (Bree) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wolk alg. wolk: wouk (Bree), woͅuk (Bree) wolk [ZND A1 (1940sq)], [ZND B2 (1940sq)] III-4-4