30054 |
grondwerker |
grondwerker:
grontjwęrkǝr (Q035p Brunssum)
|
De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.]
II-9
|
32738 |
groot geploegd middendeel |
land:
lantj (Q035p Brunssum),
veld:
vɛltj (Q035p Brunssum)
|
Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a]
I-1
|
25005 |
groot in zijn soort |
groot:
groĕt (Q035p Brunssum)
|
iets dat groot is in zijn soort [kardoffel, karbonkel, bonker, bommel, klepper, sjaorel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32670 |
groot voorploegwiel |
voorrad:
[voor]rā.t (Q035p Brunssum)
|
Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c]
I-1
|
20346 |
grootmoeder |
bes:
beš (Q035p Brunssum),
bestemoeder:
bestemooder (Q035p Brunssum),
bestəmoadər (Q035p Brunssum)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
25007 |
grootte |
grootte:
gruuɛ̄de (Q035p Brunssum)
|
grootte [SGV (1914)]
III-4-4
|
20288 |
grootvader |
beb:
onduidelijk geschr.
byb (Q035p Brunssum),
bestevader:
bestəvādər (Q035p Brunssum)
|
grootvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groat (Q035p Brunssum),
groeət (Q035p Brunssum)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
24750 |
grote egelskop |
waterlis:
WLD
waterlis (Q035p Brunssum)
|
Grote egelskop (sparganium ramosum 40 tot 150 cm grote plant. De stengels zijn vertakt; de bladeren zijn driehoekig; de vrouwelijke bloemen in 1 tot 3 bolvormige bloeiwijzen onderaan, de mannelijke bovenaan. Bloeitijd van juli tot september (driekant, w [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
hoop (Q035p Brunssum),
(oo open).
hoop (Q035p Brunssum),
hopen (mv.):
(eu open).
heup (Q035p Brunssum)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|