e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluwen kluwen: kluje (Buchten) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knabbelen: knabbele (Buchten) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knap meisje lief: leef (Buchten) meisje, knap, mooi uitziend ~ [N 37 (1971)] III-1-4
knecht knecht: ein nuje knech (Buchten) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛx (Buchten) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen pitsen: pitsje (Buchten) knellen [SGV (1914)] III-1-2
knepper, petard knepper: (mv)  knɛpǝrs (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Schietgat dat geladen is met één patroon. Een "knepper" wordt voornamelijk gebruikt om een harde brok gesteente van kleine omvang te verbrijzelen. Wat betreft het woordtype "pétard", deze term wordt volgens de studies van Defoin en Vanwonterghem weliswaar onder andere ook omschreven als "hulpschot", maar wordt volgens Haust (pag. 159) toch vooral in de hierboven beschreven betekenis gebruikt: "petite mine de cm 30 à cm 40 de profondeur, servant à dégager la roche. [N 95, 440; monogr.; Vwo 594] II-5
kneu heivink: heivink (Buchten) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
kneuzen blutsen: blötsje (Buchten) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knevels knevelen: knēvǝlǝ (Buchten) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10