e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoonzoon schoonzoon: sjoanzoon (Buchten) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzuster zwegerse: zweegerse (Buchten), (Op de ä van sjwägersje, komt een lengteteken te staan).  sjwägersje (Buchten) schoonzuster [SGV (1914)] || schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)] III-2-2
schoor schoor: šǭr (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Balk die horizontaal tussen twee ondersteuningen wordt geplaatst om te verhinderen dat de ondersteuningen door de druk gaan verschuiven. Ook Defoin (pag. 67) kent schoor in deze betekenis: "Brengen grondbewegingen de stabiliteit van de stutting in gevaar, dan worden de ramen op een afstand gehouden door tussenschoren." Volgens Vanwonterghem en Haust daarentegen wordt de schoor gebruikt als horizontale verbinding tussen de stijlen van één ondersteuning om de zijdelingse druk op te vangen. Laatstgenoemde schrijft bij het lemma "tindrê" (pag. 219): "Bois qu''on chasse, surtout en dressant, entre les deux montants du cadre de voie pour empêcher que la poussée latérale ne les rapproche." [N 95, 349; N 95, 365; N 95, 300; N 95, add.; monogr.; Vwo 624; Vwo 691; Vwo 772; Vwo 773] II-5
schoorsteen schouw: šǫw (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) De woordtypen "Lange Jan" en "Lange Lies" duiden op twee schoorstenen van de Oranje-Nassau I in Heerlen. [N 95, 18; monogr.] II-5
schoot schoot: sjōōat (Buchten) schoot [SGV (1914)] III-1-1
schop, afdak voor landbouwgereedschappen afdak: āfdāk (Buchten), schop: šop (Buchten) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen schoppen: sjuppe (Buchten) schoppen [SGV (1914)] III-1-2
schoren afschoren: āfšoarǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Een of meer horizontale houten balken tussen twee ondersteuningen plaatsen om te verhinderen dat de ondersteuningen door de gesteentedruk gaan verschuiven. Zie ook het lemma Schoor. [N 95, 301; N 95, 353; N 95, 300; N 95, 899; monogr.] II-5
schot schot: sjeut (Buchten) schot [SGV (1914)] III-3-1
schotel baar: baer (Buchten, ... ), schotel: groter dan een bord, langwerpig van vorm voor vlees of brood op te dienen  sjotel (Buchten), vleesschotel: vleesschotel (Buchten) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || teil, in de betekenis van aarden pan of diepe schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1