24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
zie (L431p Dieteren)
|
wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dul (L431p Dieteren)
|
duizelig [SGV (1914)]
III-1-2
|
19310 |
durven |
durven:
durven (L431p Dieteren)
|
durven [SGV (1914)]
III-1-4
|
17895 |
duwen |
duwen:
duje (L431p Dieteren)
|
duwen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
dwarsdrijven:
dweersdrieve (L431p Dieteren)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
dweersdriever (L431p Dieteren)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯əl (L431p Dieteren)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯ələ (L431p Dieteren)
|
stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33297 |
echte koekoeksbloem |
kermisbloem:
kermęsblōm (L431p Dieteren)
|
Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.]
I-5
|
20394 |
echtgenoot |
man:
man (L431p Dieteren),
mens:
mins (L431p Dieteren)
|
(man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)]
III-2-2
|