e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kudde volwassen varkens kudde: kɛt (Eigenbilzen) In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.] I-12
kuif struif: ströf (Eigenbilzen) kuif [N 10 (1961)] III-1-1
kuifmees tietemeesje: tietemaiske (Eigenbilzen) kuifmees (11,5 grijze kop met kuifje; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in oud eekhoornnest; roep [bi-bi-bi-brr-brr-brr]; zang heel zacht en miesperend [N 09 (1961)] III-4-1
kuil kuil: kau̯l (Eigenbilzen) Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.] I-8
kuiltje (in de kin / wangen) kotje: kietsje (Eigenbilzen, ... ), kietsje in de wang (Eigenbilzen), kuiltje: keilkə in de kin (Eigenbilzen) een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (putje). [N 84 (1981)] III-1-1
kuip kuip: kōp (Eigenbilzen) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuiper: kēpǝr (Eigenbilzen) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuis, ingetogen braaf: braaf (Eigenbilzen), fatsoenlijk: ps. invuller twijfelt over het antwoord!  fatsoenlijk ? (Eigenbilzen), kuis: kuis (Eigenbilzen), zuiver: ziever (Eigenbilzen) kuis, zuiver [N 96D (1989)] || kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)] III-2-2
kuisheid kuisheid: kuisheid (Eigenbilzen), zuiverheid: zieverheid (Eigenbilzen) Kuisheid, zuiverheid. [N 96D (1989)] III-3-3
kuitbroek flodderbroek: flodərbruk (Eigenbilzen) kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)] III-1-3