23976 |
bestialiteit |
verkeerde, een ~:
?
verkjodde (Q086p Eigenbilzen)
|
Bestialiteit, geslachtsomgang met wezens van een andere natuur. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21471 |
betalen |
betalen:
də mos geld habbən vēr tə konnən bətaōlən (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
verduizeld:
(= "verduizeld").
verdézelt (Q086p Eigenbilzen),
verslagen:
he stoen verslaogen (Q086p Eigenbilzen),
ook materiaal znd 32, 67
verslaogən (Q086p Eigenbilzen)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
attraperen (<fr.):
attrappèren (Q086p Eigenbilzen),
pakken:
pakken (Q086p Eigenbilzen)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
het betrèk (Q086p Eigenbilzen)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
beən (Q086p Eigenbilzen),
bèë (Q086p Eigenbilzen)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
bégele (Q086p Eigenbilzen)
|
het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
beugel:
beugel (Q086p Eigenbilzen),
beugelring:
bégelrink (Q086p Eigenbilzen)
|
de ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18378 |
beugeltas |
siertas:
sirtes (Q086p Eigenbilzen)
|
i [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
biek (Q086p Eigenbilzen)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|