18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bedreêge (L288c Eind),
belazeren:
belaazere (L288c Eind),
besodemieteren:
besoodemietere (L288c Eind),
bezeiken:
bezeîke (L288c Eind),
fotsen:
fótse (L288c Eind),
kloten:
kloeëte (L288c Eind),
verneuken:
vernuuëke (L288c Eind)
|
bedonderen || bedriegen || bedriegen, beetnemen, voor de gek houden || bedriegen, knoeien || bedriegen, voor de gek houden
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
godsverneuker:
gotsvernuuëker (L288c Eind)
|
bedrieger
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
droef:
dreuf (L288c Eind),
droevig:
dreuvig (L288c Eind)
|
droevig
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
sprei:
spreͅi̯ (L288c Eind)
|
sprei, gewatteerde deken
III-2-1
|
24426 |
beekprik |
negenoog:
vis
nuuëgeoug (L288c Eind)
|
rivierprik
III-4-2
|
20487 |
beet, hap |
hap:
Verklw. hepke Aetj uch ieërst ¯n hepke vuuër dejje gaotj
hap (L288c Eind)
|
hap
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
fiezel:
(meervoud: feêzels).
feêzel (L288c Eind),
kwak:
(meervoud: kwakke; verkleinwoord: kwekske).
kwak (L288c Eind),
kwakje:
(is verkleinwoord van kwak).
kwekske (L288c Eind)
|
geringe hoeveelheid
III-4-4
|
33077 |
beginnen te oogsten |
bijeenvaren:
bęi̯ęi̯nvārǝ (L288c Eind),
invaren:
envārǝ (L288c Eind)
|
Hier zijn opgenomen de aparte werkwoordelijke uitdrukkingen voor het beginnen aan de oogst. Opgaven als "we gaan maaien" en identieke antwoorden als in het vorige lemma ''oogst'' (5.1.1) binnenhalen zijn weggelaten. Tenzij anders aangegeven moeten alle opgaven gelezen worden als: "we gaan ... ". Vergelijk ook het lemma ''oogst, werkzaamheden'' (4.1.2). [N 15, 9; monogr.]
I-4
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanslag:
ānslāx (L288c Eind)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraâve (L288c Eind)
|
begraven
III-2-2
|