24998 |
luchtbel in water |
brobbel:
brobbel (L353p Eksel)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
lochtpiepen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
locht (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
stekje:
stekske (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
stɛkskə (L353p Eksel)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
niet scheutig:
nie scheutig (L353p Eksel)
|
niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
de minschen, aan ⁄t maaiën (L353p Eksel),
de minsen zien vandaag allemaol in ⁄t veld aan⁄t moeîen (L353p Eksel),
minsən (L353p Eksel)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || mensen [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
schreeuwen:
schru-e-ven (L353p Eksel)
|
zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
lauwen (L353p Eksel),
lauən (L353p Eksel),
louwen (L353p Eksel)
|
Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] || Luiden. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
lauwen (L353p Eksel)
|
Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
doek:
dyk (L353p Eksel),
pisvod:
pisvod (L353p Eksel),
vod:
vodden (L353p Eksel),
vŏdən (L353p Eksel),
windel:
wendel (L353p Eksel),
wendels (L353p Eksel)
|
luier (kinderdoek) [ZND 01u (1924)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiers (kinderdoeken) [ZND B1 (1940sq)] || luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|