id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26060 | steenzolder van de windmolen | steenzolder: steenzolder (Eksel) | De verdieping van de windmolen waar zich de molenstenen bevinden. Zie ook het lemma ɛsteenzolder van de watermolenɛ.' [N O, 27a; A 42A, 1; monogr.] II-3 |
29963 | steiger | stelling: stęleŋ (Eksel) | De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e] II-9 |
17820 | steken | steken: stēkən (Eksel) | steken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2 |
21421 | stelen | stelen: stēlən (Eksel) | stelen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1 |
21422 | stelen, scheefslaan | pikken: pikken (Eksel), scheefslaan: schiefslaan (Eksel) | Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)] III-3-1 |
25966 | stellingmolen | stenen molen: stēnǝ mōln (Eksel) | Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j] II-3 |
18158 | stelpen van bloed | stelpen: stelépen (Eksel), stöllepen (Eksel), stoppen: stoppen (Eksel), tegenhouden: bloed teegenhaên (Eksel) | Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)] || Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
22367 | stelt | stelt: stelt (Eksel), stelten - stelt (Eksel), stɛlt (Eksel) | a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)] || Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
21602 | stemmen | kiezen: kiezen (Eksel) | zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21487 | stempelen | doppen: doppen (Eksel) | het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] III-3-1 |