21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (L353p Eksel)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23356 |
dwarsbeuk |
dwarsbeuk:
dwarsbeuk (L353p Eksel),
dweersbeuk (L353p Eksel)
|
Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarskop:
dwèrskop (L353p Eksel)
|
iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18802 |
dwaze streek |
farce (fr.):
fars (L353p Eksel),
wichterstreek:
da⁄s wichterstreek, (L353p Eksel),
zotte streken:
da zie zotte streek (L353p Eksel)
|
Dat is een kinderstreek, dat zijn zotte streken. [ZND 07 (1924)] || een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweilen (L353p Eksel),
dwellen (L353p Eksel),
opnemen:
opnimmen (L353p Eksel),
schommelen:
schommelen (L353p Eksel),
schrobben:
schrobben (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwingen (L353p Eksel),
dwiŋən (L353p Eksel)
|
dwingen [ZND A1 (1940sq)] || het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
eau de cologne (L353p Eksel),
keuls water:
Keuls wàtter (L353p Eksel),
reuksel:
rüksel (L353p Eksel)
|
Eau de cologne. Reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
25024 |
echo |
galm:
galm (L353p Eksel)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20394 |
echtgenoot |
die van mich:
dieje van mich (L353p Eksel),
mens:
menne mins (L353p Eksel),
mins (L353p Eksel)
|
de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] || man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
andere helft van mijn trouwboek:
d’ander helft van mennen trouwboek (L353p Eksel),
die van mich:
die van mich (L353p Eksel),
die van ons:
die van ooës (L353p Eksel),
vrouw:
nen vrouw (L353p Eksel),
wijf:
ne wief (L353p Eksel),
wief (L353p Eksel)
|
de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] || vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)]
III-2-2
|