e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elen

Overzicht

Gevonden: 1607
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
holenduif holduif: holdoef (Elen) holenduif III-4-1
homp, brok, klont klont: kloont (Elen), kluit: ps. letterlijk overgenomen.  kléūūt (Elen) kluit [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: ho.nt (Elen), hoend (Elen), hoōēnd (Elen), hunt (Elen), ond (Elen) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND m], [ZND m] III-2-1
honing honing: hū.ǝneŋ (Elen), hūaneŋ (Elen), ūǝnǝŋ (Elen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers honingpers: hūǝ.neŋpīę.s (Elen) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd hoofd: huïd (Elen), kop: kop (Elen) hoofd [ZND 01 (1922)] III-1-1
hoofd (spotnamen) kopstuk: fig. bet.  kopstök (Elen) hoofd [ZND 01 (1922)] III-1-1
hoofdbalken van de eg balken: (sg ba.lǝk)  bɛ.lǝk (Elen) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofddoek plag: plax (Elen) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] I-4
hoofdkaas hoofdkaas: høͅytkie.s (Elen), hoofdvlees: høͅytfleͅi.s (Elen) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3