24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
loeat (L419p Elen),
scheut:
scheut (L419p Elen)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loapen (L419p Elen),
loupə (L419p Elen),
lǫu̯.pǝn (L419p Elen)
|
lopen [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
lø̜̄jpǝr (L419p Elen)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
25217 |
luchtx |
lucht:
locht (L419p Elen, ...
L419p Elen),
lox (L419p Elen, ...
L419p Elen)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
lui (L419p Elen)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
ly(3)̄j (L419p Elen),
léūū (L419p Elen)
|
lui (lieden) [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
ook materiaal znd 28, 53
buéuken (L419p Elen),
schreeuwen:
ook materiaal znd 28, 53
schreewen (L419p Elen),
sjrieven (L419p Elen),
sjriewen (L419p Elen)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok loujen (L419p Elen),
loaejen (L419p Elen)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
het loogt vuur de mes (L419p Elen)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
26325 |
luikapje |
kapje:
kɛpkǝ (L419p Elen)
|
Luifel of apart houten kapje dat bij de standerdmolen bevestigd is boven dat gedeelte van de luias dat naar buiten steekt. Zie ook afb. 66. [N O, 25s; Sche 21]
II-3
|