e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wagen wagen: wāgǝn (Elsloo) Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.] I-13
waggelen dazelen: dazele (Elsloo) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] III-1-2
wals wals: wā.ls (Elsloo) Houten of ijzeren rol waarmee het zandbed van de baan werd vastgedrukt. In Q 20 noemde men dit werk rollen (rǫl\). [monogr.] II-8
weduwe wedevrouw: wɛdəvroͅu̯ (Elsloo) weduwe [DC 05 (1937)] III-2-2
weduwnaar wedeman: wɛdəman (Elsloo) weduwnaar [DC 05 (1937)] III-2-2
weefkam, weefraam kam: kamp (Elsloo) Het geheel van de weeframen, ook wel weefkammen of schachten genoemd, met toebehoren waarmee de scheringdraden gescheiden worden, zodat de inslag mogelijk is. Zie afb. 58. [N 39, 33a; N 39, 10; monogr.] II-7
weefsel doek: dōk (Elsloo) Het weefsel in het algemeen. [N 39, 124a] II-7
weerborstel weerstruif: weerstroef (Elsloo) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: wèèrleechte (Elsloo), wéérleechte (Elsloo) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx zeebrand: zjèbrand (Elsloo), zjèèbrant (Elsloo) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4