e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastigvallen hinderen: he.ŋərə (Eys), ophouden: ophoatte (Eys), storen: št‧yərə (Eys) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
latei drager: drē̜gǝr (Eys, ... ) Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.] II-9
laten laten: loate (Eys) laten [SGV (1914)] III-1-2
laten uitvliegen uitlaten: ū.tl‧oͅatə (Eys), vliegen laten: vlege laete (Eys) Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
laten wijden akker inzegenen: akker inzegenen (Eys), autozegenen: auto zeagene (Eys), gewijd: gewiejd (Eys), gezegend: gezaent (Eys), huis inzegenen: hoes inzegene (Eys), laten zegenen: laoten zegene (Eys) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
latierboom slaghout: šlā.xhō.ts (Eys) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lauw weer lauw (weer): lauw (Eys), loͅu̯ (Eys), lekker weer: lekker weer (Eys), loom (weer): loom (Eys), vuil: vūl (Eys) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken kabaal maken: kabaal maake (Eys), kweken: keͅ.akə (Eys), schandaal maken: šənd‧āl mā.kə (Eys), spektakelen maken: sjpektakele make (Eys) lawaai maken [SGV (1914)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lawaai, herrie schandaal: o.  šənd‧āl (Eys), spektakel: sjpektakel (Eys), spektakel (Eys), o.  špəktā.kəl (Eys) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai [SGV (1914)] III-4-4
leefnet leefnet: leafnet (Eys), leefnets (<du.): leͅafneͅts (Eys) Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)] III-3-2