19243 |
pauzeren |
even rusten:
effe ruste (Q021p Geleen),
rusten:
raste (Q021p Geleen)
|
heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33492 |
peer, soorten |
peer:
pèr (Q021p Geleen),
smoutpeer:
eigen spellingsysteem additie bij vraag 117 e.v. = juttepeer
sjmäutpaer (Q021p Geleen),
waterkats:
waterkatsj (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem additie bij vraag 117 e.v. = ee snel rijpende peersoort met fel gele kleur
waterkatsj (Q021p Geleen)
|
juttepeer [N 82 (1981)] || soort peer [N 82 (1981)]
I-7
|
20414 |
peetoom |
peteren:
paetere (Q021p Geleen),
paetère (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
peetere (Q021p Geleen),
pēͅtərə (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
paat (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
pāt (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
30885 |
pekdraad |
pekdraad:
pę̄kdrǭt (Q021p Geleen)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
32047 |
pen |
chape:
sap (Q021p Geleen)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.]
II-12
|
17717 |
penis |
fluit:
fluit (Q021p Geleen),
jantje:
t jantje (Q021p Geleen),
klippel:
klippel (Q021p Geleen),
lul:
lul (Q021p Geleen),
mannetje:
mènke (Q021p Geleen),
piemeltje:
piemelke (Q021p Geleen),
pin:
pin (Q021p Geleen)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
pentensje (Q021p Geleen)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
27631 |
penningen afroepen |
nommers aflezen:
nǫmǝrs āflē̜zǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De penningnummers afroepen bij het uitgeven van de penningen. Zie voor de fonetische dokumentatie van het woord (marken) het lemma Controlepenning. [N 95, 48]
II-5
|
27627 |
penningen uitgeven |
penningen uitgeven:
[penningen] utgøē̜vǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Controlepenningen uitreiken. Het uitgeven van de penningen geschiedde bovengronds. De zegsman uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat op vertoon van de penning de mijnwerker zijn lamp en gereedschap kon ophalen. Daarna gaf hij de penning af voordat hij in de lift stapte. Aan het eind van de dienst kon hij de penning bovengronds, later ondergronds weer van een bord nemen. De penning werd uiteindelijk bij het verlaten van de mijn in een bak bij de portier gedeponeerd. Zie voor de fonetische dokumentatie van de tussen haken geplaatste woorden het lemma Controlepenning. [N 95, 45]
II-5
|