22156 |
duivenhok als een apart gebouw |
duivenhok:
doevehok (Q021p Geleen),
tuinhok:
tuinhok (Q021p Geleen)
|
een duivenhok als een apart gebouw? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22079 |
duivenhok op een zolder |
zolderhok:
zuilderhok (Q021p Geleen),
zölderhok (Q021p Geleen)
|
een duivenhok op een zolder? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
duivenklok:
doeveklok (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
klok:
klok brènge (Q021p Geleen),
klok nao ’t lokaal bringe (Q021p Geleen)
|
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] || de klok van de speler? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22096 |
duivenkweker |
duivenkweker:
doevekweeker (Q021p Geleen),
kweker:
kweeker (Q021p Geleen)
|
een persoon die duiven houdt om te kweken en te verkopen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
duivenkorf:
doevekuirf (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
korf:
körf (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] || Hoe heet verder in Uw dialect: een kleine mand zonder onderverdelingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenliefhebber:
doeveleefhuibber (Q021p Geleen),
duivenmelker:
doevemèlker (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
liefhebber:
leefhöbber (Q021p Geleen)
|
een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
slag:
slaag (Q021p Geleen),
šlāx (Q021p Geleen)
|
de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
22080 |
duiventoren |
duiventoren:
doevetaore (Q021p Geleen)
|
een duiventoren (op vroegere kasteel- of kloosterhoeven)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
ziehe (Q021p Geleen),
zieje (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
zieë (Q021p Geleen)
|
duif, wijfje || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dan wurste dul (Q021p Geleen),
dul (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
hae wurd hartsjtikke dul (Q021p Geleen),
duizelig:
dan wurste duuzelig (Q021p Geleen),
duuzelig (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
duzelig (Q021p Geleen),
verduizeld:
verduuselt (Q021p Geleen),
vertuuseld (Q021p Geleen),
vertūūzelt (Q021p Geleen)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|