34551 |
jonge gans |
gansje:
gęi̯skǝ (Q021p Geleen)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (Q021p Geleen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
23569 |
jonge koorzanger |
zangertje:
zengerke (Q021p Geleen)
|
Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20314 |
jonge vrouw |
meidje:
e méédje (Q021p Geleen)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (Q021p Geleen)
|
jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
de jŏng (Q021p Geleen),
jòng (Q021p Geleen),
jongetje:
jungske (Q021p Geleen),
liefste:
lēfstə (Q021p Geleen)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
jong:
jŏng (Q021p Geleen),
liefste:
lēfstə (Q021p Geleen),
verloofde:
vərlōf˂də (Q021p Geleen)
|
(Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? [DC 05 (1937)] || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
krauwel:
cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "krauwel"in lemma "jongste vogeltje uit het nest
krawwel (Q021p Geleen),
scharpotje:
scharpötje (Q021p Geleen)
|
Andere benaming van: wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] || Wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)]
III-2-2
|
21336 |
juffrouw |
juffer:
joffer (Q021p Geleen),
juffrouw:
joffrouw (Q021p Geleen),
juffrouw (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] || juffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
17607 |
jukbeen |
knokerig gezicht:
i.e. als de botten uitsteken.
knaokerig gezich (Q021p Geleen),
koon:
koon (Q021p Geleen)
|
Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon). [N 84 (1981)]
III-1-1
|