e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langwagen langwagen: laŋkwāgǝn (Geleen) Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d] I-13
langwerpig wittebrood lang brood: Syst. WBD  lank brôôd (Geleen) Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] III-2-3
langwerpige hoeve langhuis: laŋkhūs (Geleen) Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a] I-6
langzaam, traag langzaam: langzaam (Geleen), traag: traog (Geleen) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] III-4-4
lantaarn lantaarn: lantern (Geleen), lucht: lucht (Geleen) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap doek: dōōk (Geleen), huifje: hø̜jfkǝ (Geleen), lap: lap (Geleen), opzetlapje: opzętlɛpkǝ (Geleen) Lapje leer dat men ter reparatie op een scheur op het schoeisel zet. [N 60, 233g] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] II-10, III-1-3
lap op een schoen huifje: huifke (Geleen), opzetlapje: opzètlepke (Geleen) Een lapje leer op de scheur op het schoeisel (huif?) [N 60 (1973)] III-1-3
lasteren bekallen: bekalle (Geleen), door de drek halen: door d⁄n drek haole (Geleen), door de sijp halen: door d-n siep haole (Geleen), klatsen: klatsje (Geleen) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) difficile (fr.): diffeciel (Geleen), lastig: lestig (Geleen, ... ), niet gemakkelijk: neet gemaĕkelik (Geleen) lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig kind lastig portret: e lestig pĕrtret (Geleen), poet: poet (Geleen) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] III-1-4