e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenhok duivenkot: dōuvekoeët (Genk), doͅuvəkòt (Genk), duivenkot (Genk), dǫu̯vǝkǫt (Genk), het duivenkoot (Genk) Duivenhok. [Goossens 1a (1955)] || Duivenkot. [Willems (1885)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenmelker melker: mèlker (Genk) 2. Duivenliefhebber. III-3-2
duivenslag duivenslag: doͅuvəslō.ch (Genk), dǫu̯vǝslǭx (Genk) Duivenslag. [Goossens 1a (1955)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duivin: douvin (Genk), zij: zei (Genk) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] III-4-1
duizelig dol: de.l zei.n (Genk), dil (Genk, ... ), dul (Genk), kwalijk: kaolik (Genk) duizelig zijn [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: duzəntput (Genk) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon jonggezel: jòngezèl(le) (Genk), jónggezèl(le) (Genk) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dunne melk blauwe melk: blō mɛlǝk (Genk) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
durfal felle, een -: da is `nen felle (Genk), vurige, een -: tes nə virəgə (Genk) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven dorren: daere (Genk), dat derdənər nēət (Genk), dat hɛtər nēət gədert (Genk), derre (Genk), dērren (Genk), deͅrə (Genk), hĕ hét tat nie dērren dōeĕn (Genk), hɛ. hi tat ni dɛ.rə du.ən (Genk) durven [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4