22458 |
mei |
mei:
Sub mee, 3. De metsers stoekke de mee, wei het metswaerk oaf woas.
mee (Q003p Genk),
meiboom:
meeboom (Q003p Genk)
|
[Mei(boom).] || de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22452 |
meiboom |
mei:
mē. (Q003p Genk),
meiboom:
meeboom (Q003p Genk)
|
Meiboom. || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9, III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māxt (Q003p Genk),
mǭx (Q003p Genk),
mǭxt (Q003p Genk),
meid:
mɛi̯t (Q003p Genk)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
varkensbeer:
vaerkesbiere (Q003p Genk)
|
haagdoorn
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meekèver (Q003p Genk),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
mēkēͅvər (Q003p Genk),
mulder:
molder (Q003p Genk),
moller (Q003p Genk),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; bruine thorax
moller (Q003p Genk),
smid:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; zwarte thorax
smīĕt (Q003p Genk),
voormannetje:
voormannetje (Q003p Genk)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
maagdje:
mèchje (Q003p Genk),
meidje:
metske (Q003p Genk),
mètske (Q003p Genk),
wicht:
wècht (Q003p Genk),
wichtje:
wèchtsje (Q003p Genk)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meidje:
het metske (Q003p Genk)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18580 |
meisjeshemd |
mdchenshemd:
metskeshimme (Q003p Genk)
|
Meisjesondergoed, meisjeshemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|
28571 |
meiziekte |
vleugellamheid:
vleugellamheid (Q003p Genk)
|
Darmaandoening. De meiziekte is onschuldiger dan nosema. De ziekteverschijnselen zijn nagenoeg gelijk aan die van de mijtziekte: de bijen tuimelen naar buiten, kunnen niet vliegen, krabbelen rond met opgezet achterlijf. De ontlasting is zeer dik en vast. Er sterven wel bijen aan maar minder dan aan nosema. Vermoedelijke oorzaak is het gebruik van licht beschimmeld stuifmeel. Heel waarschijnlijk duiden de woordtypen vleugellam, vleugellamheid en kreupel op dezelfde meiziekte. Meiziekte is in het algemeen een verzamelnaam voor diverse kwalen. [N 63, 71d]
II-6
|
18125 |
melaatsheid |
knobbelen:
knoebelen (Q003p Genk)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lepra, melaats, lazerij). [N 107 (2001)]
III-1-2
|