27859 |
opproppen |
patatten opsteken:
patatten opsteken (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Een met springstof gevuld gat door middel van een waterpatroon of een van steenstof of leem gemaakte prop afsluiten. [N 95, 404; monogr.; Vwo 15; Vwo 48; Vwo 126; Vwo 177; Vwo 569; Vwo 571]
II-5
|
18030 |
oprispen |
rupselen:
reepsele (Q003p Genk),
repsələ (Q003p Genk)
|
Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19321 |
opscheppen |
muilen:
ww.
moule (Q003p Genk),
stoefen:
stòffe en stijte, èn kleen heep sjijte; cf. VD s.v. "stoefen, (gew.) stoffen, snoeven, pralen
stòffe (Q003p Genk),
stuiten:
stijte (Q003p Genk)
|
bluffen, snoeven || snoeven || uitdagend grootspreken
III-1-4
|
19322 |
opschepper |
groothans:
groethans (Q003p Genk),
muilenman:
mouleman (Q003p Genk),
stoefer:
kloagers hèmme geene noed en stòffer gee broed; cf. VD s.v. "stoefen, (gew.) stoffen, snoeven, pralen
stòffer (Q003p Genk),
stuiter:
stijter (Q003p Genk)
|
pocher, groothans || snoever || vervelende en uitdagende grootspreker
III-1-4
|
17866 |
opschuiven |
opzij schuiven:
opzij scheiven (Q003p Genk)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
25480 |
opslagplaats voor brood |
bergplaats:
bɛrgplǭts (Q003p Genk)
|
Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e]
II-1
|
28431 |
opspijlen |
opstekken:
opstɛkǝn (Q003p Genk)
|
De korf van spijlen voorzien. Zie ook het lemma Verstevigingsspijlen. [N 63, 7a]
II-6
|
34020 |
opstaan |
allez:
alē (Q003p Genk)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
hopen:
hēpǝ (Q003p Genk),
opeentassen:
ǫpēntāstǝ (Q003p Genk),
ophopen:
ǫphēpǝ (Q003p Genk)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
17900 |
optillen |
opheffen:
opheffe (Q003p Genk),
ophɛfə (Q003p Genk)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND]
III-1-2
|