18136 |
schrammen |
kretsje:
kretsje (Q018p Geulle),
schrammen:
sjramme (Q018p Geulle)
|
Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
trede:
trè (Q018p Geulle)
|
Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
kweken:
kweeke (Q018p Geulle),
kwēkǝ (Q018p Geulle),
schreeuwen:
sjrèèvve (Q018p Geulle)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)]
I-12, III-3-1
|
18871 |
schrikken |
verschrikken:
versjrikke (Q018p Geulle)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
schrobben:
schrobben (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle)
|
schrobben [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
schrobber:
schrubber (Q018p Geulle),
schrobbezem:
schrobessem (Q018p Geulle)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
fok(s)zwans:
fok˲zwans (Q018p Geulle),
schrobzeeg:
šrǫp˲zē̜x (Q018p Geulle),
sleutelzeeg:
slø̄tǝlzē̜x (Q018p Geulle)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|
25893 |
schroefblok |
persijzer:
pę̄sīzǝr (Q018p Geulle)
|
Het vierkante metalen blokje rond de schroefdraad van de pers. Zie afb. 19. [N 57, 12b]
II-2
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šruvǝdrīǝr (Q018p Geulle)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
schransen:
sjranse (Q018p Geulle),
vreten:
vräete (Q018p Geulle)
|
schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|