e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedekt een onaangenaamheid zeggen schampen: sjaampe (Gronsveld), stechelen: sjtichele (Gronsveld) iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1
bedelaar bedelaar: bëdeler (Gronsveld) de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] III-3-1
bedelaarsvrouw bedelvrouw: bëdelvroûw (Gronsveld) een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)] III-3-1
bedelen bedelen: bëdele (Gronsveld) aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)] III-3-1
bedienen bedienen: bedene (Gronsveld) de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] III-3-1
bedorven (persoon) bedorven: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  bedoürve (Gronsveld) met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)] III-1-4
bedorven ei rot ei: rot ęi̯ (Gronsveld) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedpan pan: pan (Gronsveld, ... ), steekpan: sjtëkpan (Gronsveld) ondersteek III-2-1
bedriegen bedriegen: bedrege (Gronsveld), betoepen: cf. Schuermans p. 48 s.v. "betoepen of betoppen  betôppe (Gronsveld), bezeiken: bezijke (Gronsveld), foksen: cf. WNT III-3 kol. 4606 s.v. "fokken"3. foppen, bedriegen, voor den gek houden  fökse (Gronsveld), fotsen: cf. Schuermans p. 131, s.v. "fosschen". Zie "foetschen"; cf. s.v. "foetschen"= foppen, moffelen, bijzonder in het spel, fr. tricher. Vgl. RhWb. II, kol. 944 s.v.. "futscheln"2a. im Spiel betrügen  fôtsje (Gronsveld), kloten: kloete (Gronsveld), kullen: kulle (Gronsveld), pieren: pière (Gronsveld), verneuken: vernuuke (Gronsveld), vernuüke (Gronsveld) bedriegen || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] III-1-4
bedrieger bedrieger: bedreger (Gronsveld, ... ), drosserd?: vero.  drosjert (Gronsveld), fokker: cf. WNT III-3 kol. 4606 s.v. "fokken"3. foppen, bedriegen, voor den gek houden  fôkser (Gronsveld), trosjer (<fr. trucher): Endepols 435: trossje: kapen, gappen &lt;fr. trucher  trôsjer (Gronsveld) bedrieger || iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] III-1-4