e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenkool boerenkool: boerekuul (Gronsveld, ... ), groen moes: greun moos (Gronsveld), kool: kuul (Gronsveld, ... ) [N Q (1966)]boerenkool || Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || boerenkool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
boerenkoolstamppot groen moes: greun moos (Gronsveld) Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)] III-2-3
boerenvlaai vlaai: vlaoj (Gronsveld) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenwormkruid kruidwis: kroédwêsj (Gronsveld) boerenwormkruid III-4-3
boerenzwaluw, zwaluw stalzwalber: sjtaalzjwoalber (Gronsveld), zwalber: sjwaolber (Gronsveld), zjwoalber (Gronsveld), zjwäolber (Gronsveld), žwoͅ.lbərə (Gronsveld) boerenzwaluw [DC 18 (1950)] || boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw [DC 35 (1963)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boerin boerin: boerên (Gronsveld) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1
boerjagen (kaartspel) boeren: boere (Gronsveld) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
boertig vettig: vêttig (Gronsveld) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boertje, kleine boer boertje: bȳrkǝ (Gronsveld) Keuterboer, bewoner van een kleine boerderij; soms wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bedrijf minder dan ongeveer 3 ha telt, of dat de boer niet een volwaardig paard tot zijn beschikking heeft. Voor vatsji (hier met betekenisuitbreiding), zie het lemma "koewachter" (1.3.14). [A 30A, 3c en 3e; monogr.; add. uit Wi 2] I-6
bof bof: bôf (Gronsveld) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2