34025 |
jong van een rund |
kalf:
kalf (Q193p Gronsveld)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (Q193p Gronsveld),
baq (Q193p Gronsveld),
baggen (mv.):
baqǝ (Q193p Gronsveld)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
piéper (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
1. Jonge duif. || duif, jonge
III-3-2, III-4-1
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gɛu̯skǝ (Q193p Gronsveld)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
gęi̯tšǝ (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
jonge hoen:
joŋ hōn (Q193p Gronsveld),
pul:
pø̜l (Q193p Gronsveld)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
meid:
mejd (Q193p Gronsveld),
meidje:
mèitske (Q193p Gronsveld),
pul:
pöl (Q193p Gronsveld)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20159 |
jongen |
holover:
hoëluüver (Q193p Gronsveld),
jong:
joûng (Q193p Gronsveld),
scheuteling:
sjuüteling (Q193p Gronsveld),
veulen:
vuüle (Q193p Gronsveld)
|
jongeman (opgeschoten - ) || jongen
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
liefste:
leefste (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aonstaonde (Q193p Gronsveld),
aonstjaonde (Q193p Gronsveld),
caresseur:
(vers).
kareseer (Q193p Gronsveld),
liefste:
leefste (Q193p Gronsveld),
leeste (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde (man) || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)] || vrijer, verloofde
III-2-2
|