21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
schampen:
sjaampe (Q193p Gronsveld),
stechelen:
sjtichele (Q193p Gronsveld)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
bëdeler (Q193p Gronsveld)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21894 |
bedelaarsvrouw |
bedelvrouw:
bëdelvroûw (Q193p Gronsveld)
|
een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
bedelen:
bëdele (Q193p Gronsveld)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bedene (Q193p Gronsveld)
|
de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19213 |
bedorven (persoon) |
bedorven:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
bedoürve (Q193p Gronsveld)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34540 |
bedorven ei |
rot ei:
rot ęi̯ (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.]
I-12
|
19618 |
bedpan |
pan:
pan (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
steekpan:
sjtëkpan (Q193p Gronsveld)
|
ondersteek
III-2-1
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bedrege (Q193p Gronsveld),
betoepen:
cf. Schuermans p. 48 s.v. "betoepen of betoppen
betôppe (Q193p Gronsveld),
bezeiken:
bezijke (Q193p Gronsveld),
foksen:
cf. WNT III-3 kol. 4606 s.v. "fokken"3. foppen, bedriegen, voor den gek houden
fökse (Q193p Gronsveld),
fotsen:
cf. Schuermans p. 131, s.v. "fosschen". Zie "foetschen"; cf. s.v. "foetschen"= foppen, moffelen, bijzonder in het spel, fr. tricher. Vgl. RhWb. II, kol. 944 s.v.. "futscheln"2a. im Spiel betrügen
fôtsje (Q193p Gronsveld),
kloten:
kloete (Q193p Gronsveld),
kullen:
kulle (Q193p Gronsveld),
pieren:
pière (Q193p Gronsveld),
verneuken:
vernuuke (Q193p Gronsveld),
vernuüke (Q193p Gronsveld)
|
bedriegen || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedreger (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
drosserd?:
vero.
drosjert (Q193p Gronsveld),
fokker:
cf. WNT III-3 kol. 4606 s.v. "fokken"3. foppen, bedriegen, voor den gek houden
fôkser (Q193p Gronsveld),
trosjer (<fr. trucher):
Endepols 435: trossje: kapen, gappen <fr. trucher
trôsjer (Q193p Gronsveld)
|
bedrieger || iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|