18163 |
opereren |
helpen:
hélpe (Q193p Gronsveld),
opereren:
operere (Q193p Gronsveld)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20439 |
opgebaard zijn |
op schoof liggen:
op sjoüf ligke (Q193p Gronsveld),
over aarde liggen:
uüverêrd ligke (Q193p Gronsveld)
|
opgebaard ( - zijn)
III-2-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
opgewarmde koffie:
opgewèrmde koffie (Q193p Gronsveld)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22402 |
opgooien (tossen) |
kop of munt gooien:
kop of meunt goeje (Q193p Gronsveld)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pul:
pø̜l (Q193p Gronsveld)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
18218 |
ophanger |
lits:
Mnl. litse: snoer, strik.
litsj (Q193p Gronsveld),
lus:
vgl. litsj.
lös (Q193p Gronsveld)
|
lus || lus (aan kleding, handdoek e.d.)
III-1-3
|
19293 |
ophitsen |
opdraaien:
opdrieje (Q193p Gronsveld),
ophitsen:
ophitse (Q193p Gronsveld),
opstangen:
opsjtange (Q193p Gronsveld),
opstoken:
opsjtuüke (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
stoken:
sjtuüke (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] || ophitsen || stang (op - jagen) || stoken (ophitsen)
III-1-4
|
19255 |
ophouden met het werk |
uitscheiden:
oétsjejje (Q193p Gronsveld)
|
ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
opklaore (Q193p Gronsveld),
optrekken:
optrèkke (Q193p Gronsveld)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18811 |
opletten |
opletten:
lêtten op (Q193p Gronsveld)
|
aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|