e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
losse paal met draad poort: pǫrt (Gruitrode) Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8] I-8
luchtx lucht: loxt (Gruitrode, ... ) lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-4-4
lucifer stekje: stekske (Gruitrode, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
lui lui: ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)  lij (Gruitrode) lui, traag [ZND 01 (1922)] III-1-4
lui (lieden) lui: līj (Gruitrode), rīəkə līə (Gruitrode) lui (lieden) [ZND m] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
luid schreien beuken: ook materiaal znd 28, 53  beēken (Gruitrode), blaten: de moos viêr zuu ein kleinigheid neet blète, jong  blète (Gruitrode), schreeuwen: ook materiaal znd 28, 53  schreĭven (Gruitrode), toeten: Sjei toch ins ût möt det getût  tûte (Gruitrode) hard wenen || klaaglijk wenen || luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4
luiden luiden: de klok loeje (Gruitrode) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luiden voor de mis luiden voor de mis: het loeit vier de mes (Gruitrode) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luier windel: wi-jnel (Gruitrode) luier, zwachtel III-2-2
luieren hoeielen: Kom op mân, zit doa neet de godgansen daag in det heemke te hûjele  hûjele (Gruitrode) lui en genoeglijk nietsdoen III-1-4