19661 |
schrobben |
schrobben:
sjròbbe (L366p Gruitrode)
|
schrobben
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
schrobborstel:
sjròbborstel (L366p Gruitrode)
|
schrobborstel
III-2-1
|
19411 |
schroeien |
branden:
branə (L366p Gruitrode),
schrillen:
sjrille (L366p Gruitrode),
hout, huid, geslachte varkens, klederen
sjrille (L366p Gruitrode),
snerken:
snörke (L366p Gruitrode),
sperken:
van klederen met strijkijzer
snérke (L366p Gruitrode)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || bijna verbranden || schroeien || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
20489 |
schrokken |
doorlaten:
dūūrlaote (L366p Gruitrode),
hem begaden:
⁄m begááje (L366p Gruitrode),
hem volladen:
⁄m vòllááje (L366p Gruitrode),
inscheppen:
insjéppe (L366p Gruitrode),
taren:
tāre (L366p Gruitrode),
vreten:
vrééte (L366p Gruitrode)
|
schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18844 |
schuchter |
schouw:
ook materiaal znd 21, 36
schouw (L366p Gruitrode)
|
schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
32593 |
schudden met de riek |
schudden:
šędǝ (L366p Gruitrode)
|
Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
19555 |
schuimspaan |
schuimlepel:
sji-jmliêpel (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
sjiemliepəl (L366p Gruitrode),
schuimslepel:
sji-jmsliêpel (L366p Gruitrode),
om het schuim weg te nemen van b.v. versgekookte gelei of om aardappelen op eetborden te scheppen
sji-jmsliêpel (L366p Gruitrode),
schuimspaan:
sji-jmpoan (L366p Gruitrode),
sji-jmspoan (L366p Gruitrode)
|
afschuimlepel || grote keukenlepel || schuimspaan [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
21370 |
schuld |
schuld:
šout (L366p Gruitrode)
|
schuld [ZND m]
III-3-1
|
30719 |
schuren |
schuren:
šōrǝ (L366p Gruitrode)
|
Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.]
II-12
|
18102 |
schurft |
krets:
krets (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
pellen (mv.):
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
pelle (L366p Gruitrode),
schurft:
schurft (L366p Gruitrode),
šɛrft (L366p Gruitrode)
|
Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] || Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: verenschurftmijt: onderhuids, 1/3 mm, afbraak van veren; veroorzaakt de zogeheten ruiziekte. [N 93 (1983)] || huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)] || schurft: hoe heet de besmettelijke huidziekte, die een ondragelijke jeuk veroorzaakt tussen de vingers, aan de polsen (fr. gale) ? [ZND 42 (1943)]
I-11, III-1-2, III-3-2
|