33611 |
bloementuin |
bloemenhof:
bloomenhoof (L366p Gruitrode)
|
bloemenhof [ZND 27 (1938)]
I-7
|
24649 |
bloemknop |
bot:
bot (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
blo.mkil (L366p Gruitrode),
bloomkiel
blo.mkil (L366p Gruitrode)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
19646 |
bloemperk |
bed:
beͅd (L366p Gruitrode)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21510 |
blussen |
blussen:
blessen (L366p Gruitrode)
|
blussen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
17881 |
bluts |
bluts:
Ook: bluts.
blits (L366p Gruitrode),
zonk:
WNT: zonk (I), 1) Laagte a) In het alg.: lage plek, verzakking, kuil in wegdek, dak, vloer enz.
zonk (L366p Gruitrode)
|
Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
blitse (L366p Gruitrode),
blutsen (L366p Gruitrode),
knotsen:
knotsen (L366p Gruitrode)
|
Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] || De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bult:
bilt (L366p Gruitrode)
|
Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
book (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
bouk (L366p Gruitrode),
bōk (L366p Gruitrode)
|
boek [ZND 21 (1936)], [ZND 44 (1946)], [ZND m]
III-3-1
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bogǝt (L366p Gruitrode)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|