22014 |
duivenmand |
korf:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
keurf (L366p Gruitrode),
korf (L366p Gruitrode)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
duuvemelker (L366p Gruitrode),
liefhebber:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
leefhebber (L366p Gruitrode)
|
een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
loopplank:
loopplank (L366p Gruitrode),
spijker:
spikǝr (L366p Gruitrode),
[< duivenhok]
spi.kər? (L366p Gruitrode),
spoetnik:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
spoetnik (L366p Gruitrode)
|
de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefke (L366p Gruitrode)
|
duif, wijfje [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dil (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
Ook: dul.
dil (L366p Gruitrode),
draaierig:
draaierig (L366p Gruitrode),
duizelig:
diezelig (L366p Gruitrode),
verduizeld:
verdieseld (L366p Gruitrode)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
duizeling:
duizeling (L366p Gruitrode)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
jinkerke (L366p Gruitrode)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|
20721 |
dun sneetje brood |
sneetje:
Syst. Frings onz.
snɛ̄tjə (L366p Gruitrode)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19311 |
durfal |
geen bangerik:
geen bangerik (L366p Gruitrode)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
19310 |
durven |
durven:
hè hèt hət neet dərve doon (L366p Gruitrode)
|
Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|