e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenmand korf: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  keurf (Gruitrode), korf (Gruitrode) Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmelker duivenmelker: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  duuvemelker (Gruitrode), liefhebber: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  leefhebber (Gruitrode) een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenslag loopplank: loopplank (Gruitrode), spijker: spikǝr (Gruitrode), [< duivenhok]  spi.kər? (Gruitrode), spoetnik: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  spoetnik (Gruitrode) de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif wijfje: wiefke (Gruitrode) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] III-4-1
duizelig dol: dil (Gruitrode, ... ), Ook: dul.  dil (Gruitrode), draaierig: draaierig (Gruitrode), duizelig: diezelig (Gruitrode), verduizeld: verdieseld (Gruitrode) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizeling, duizeligheid duizeling: duizeling (Gruitrode) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendschoon jonkertje: jinkerke (Gruitrode) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dun sneetje brood sneetje: Syst. Frings onz.  snɛ̄tjə (Gruitrode) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
durfal geen bangerik: geen bangerik (Gruitrode) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven durven: hè hèt hət neet dərve doon (Gruitrode) Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4