21194 |
luchtballon |
ballon:
ballong (Q203p Gulpen),
luchtballon:
luchballon (Q203p Gulpen)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24998 |
luchtbel in water |
wel:
wa͂l (Q203p Gulpen)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33946 |
luchthaam |
borsthaam:
bōǝrshām (Q203p Gulpen),
tochthaam (toghaam ?):
toxhām (Q203p Gulpen)
|
Haam waarvan de kussens niet met stro gevuld zijn, maar voorzien zijn van een met lucht gevulde band. Hiervoor konden de binnenbanden van een fiets of auto gebruikt worden. Nadat er in de oorlog geen rubber meer verkrijgbaar was, geraakte het luchthaam in onbruik. Het is overigens niet erg gebruikelijk geworden. Buiten de hier opgesomde plaatsen is het ook bekend in de plaatsen K 353 en L 271. [N 36, 18]
I-10
|
25217 |
luchtx |
lucht:
lōch (Q203p Gulpen),
lŏg (Q203p Gulpen),
lòg (Q203p Gulpen),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
loch (Q203p Gulpen),
lōch (Q203p Gulpen),
Algemene opmerking: van deze vragenlijst is alleen het eerste blad aanwezig; de vragen 25, 27, 29 en 30 zijn verdwenen.
loch (Q203p Gulpen)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwegel:
sjwägel (Q203p Gulpen),
zwägel (Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lui (Q203p Gulpen),
niet scheutig:
neet scheutig (Q203p Gulpen),
vuil:
voel (Q203p Gulpen),
vōēl (Q203p Gulpen)
|
lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luj (Q203p Gulpen),
luu (Q203p Gulpen),
ly (Q203p Gulpen)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || volk [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
beuke (Q203p Gulpen),
schreien:
sjreie (Q203p Gulpen)
|
zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
loewe (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
luiden [SGV (1914)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
t loedt vur n mes (Q203p Gulpen),
t loewe vur de mes/vur de vreugmes/vur de hoeëmes/vur t lof/vesper (Q203p Gulpen)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|