24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefke (Q203p Gulpen),
wijfje-zij:
wiefkziee (Q203p Gulpen),
zij:
zie (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
zoe wets te dul (Q203p Gulpen),
duizelig:
duuzelig (Q203p Gulpen),
duzelig (Q203p Gulpen),
zoe wetste duu‧zelig (Q203p Gulpen)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
duizeling:
duzeling (Q203p Gulpen)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
\'jonkertje\'
junkerke (Q203p Gulpen)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21794 |
dulden |
luchten:
luchte (Q203p Gulpen),
uitstaan:
oetsjtaoë (Q203p Gulpen),
oetstaon (Q203p Gulpen)
|
iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19311 |
durfal |
gecourageerde, een -:
unne gecourageerde (Q203p Gulpen),
kadee:
enge kadè (Q203p Gulpen)
|
iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19310 |
durven |
durven:
durve (Q203p Gulpen),
dŭrve (Q203p Gulpen),
kamau in hebben:
kabau i hubbe (Q203p Gulpen)
|
durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)] || heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
slaapje:
sjlüpke (Q203p Gulpen),
sleupke (Q203p Gulpen)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
deur (Q203p Gulpen),
duur (Q203p Gulpen),
dür (Q203p Gulpen),
prijzig:
priezig (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
duuje (Q203p Gulpen),
düjə (Q203p Gulpen)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|