e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoonzoon schoonzoon: sjoansoon (Haelen), sjoonzoon (Haelen) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzuster schoonzuster: neen  sjoanzuster (Haelen), sjoonzuster (Haelen), zwegerse: zjwegerste (Haelen), zwégerse (Haelen) schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)] III-2-2
schoor stut: štøt (Haelen) Schuine steunbalk tussen muurstijlen en regels. Zie ook afb. 47. [N 4A, 52c; N 31, 45d] II-9
schoot schoot: sjoeat (Haelen), slip: In uitdrukkingen.  sjlup (Haelen) Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 84 (1981)] III-1-1
schootsvel voorschoot: vèùrsjôôt (Haelen) schootsvel, voorschoot van leer of grove stof, gedragen door ambachtslieden [voorvel, sloop] [N 24 (1964)] III-1-3
schop stamp: sjtamp (Haelen) Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)] III-1-2
schop om vlikken of heiturf te steken turfschup: tørfšøp (Haelen), vlikkenschup: vlekǝšøp (Haelen) Schop met twee opstaande randen of vleugels aan de zijkant. Het blad is meestal hartvormig. [N 18, 13; I, 39; monogr.] II-4
schop, afdak voor landbouwgereedschappen afdak: āfdāk (Haelen), karreschop: kerǝsxop (Haelen), schop: šop (Haelen) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen stampen: sjtampe (Haelen) Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)] III-1-2
schors (alg.) schaal: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  sjáál (Haelen), schors: Veldeke  sjors (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  sjòrs (Haelen) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3