20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
sjoansoon (L322p Haelen),
sjoonzoon (L322p Haelen)
|
schoonzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
schoonzuster:
neen
sjoanzuster (L322p Haelen),
sjoonzuster (L322p Haelen),
zwegerse:
zjwegerste (L322p Haelen),
zwégerse (L322p Haelen)
|
schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
27939 |
schoor |
stut:
štøt (L322p Haelen)
|
Schuine steunbalk tussen muurstijlen en regels. Zie ook afb. 47. [N 4A, 52c; N 31, 45d]
II-9
|
17648 |
schoot |
schoot:
sjoeat (L322p Haelen),
slip:
In uitdrukkingen.
sjlup (L322p Haelen)
|
Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18331 |
schootsvel |
voorschoot:
vèùrsjôôt (L322p Haelen)
|
schootsvel, voorschoot van leer of grove stof, gedragen door ambachtslieden [voorvel, sloop] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17962 |
schop |
stamp:
sjtamp (L322p Haelen)
|
Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
26762 |
schop om vlikken of heiturf te steken |
turfschup:
tørfšøp (L322p Haelen),
vlikkenschup:
vlekǝšøp (L322p Haelen)
|
Schop met twee opstaande randen of vleugels aan de zijkant. Het blad is meestal hartvormig. [N 18, 13; I, 39; monogr.]
II-4
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
afdak:
āfdāk (L322p Haelen),
karreschop:
kerǝsxop (L322p Haelen),
schop:
šop (L322p Haelen)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
stampen:
sjtampe (L322p Haelen)
|
Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24492 |
schors (alg.) |
schaal:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
sjáál (L322p Haelen),
schors:
Veldeke
sjors (L322p Haelen),
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)
sjòrs (L322p Haelen)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|