18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
neusdoek:
nøsduk (P048p Halen)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20142 |
omslagluier |
doeken:
dŭŭkkə (P048p Halen)
|
luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
33651 |
omwalde akker |
schans:
sxans (P048p Halen)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
34211 |
omweiden |
herzetten:
hęrzętǝ (P048p Halen),
verzetten:
vǝrzętǝ (P048p Halen)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (P048p Halen)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
deugeniet:
ps. omgespeld volgens Frings.
døͅi̯gənit (P048p Halen),
fou (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
nə fu (P048p Halen),
guit:
ps. omgespeld volgens Frings.
goͅu̯t (P048p Halen),
schelm:
ps. omgespeld volgens Frings.
sxeͅləm (P048p Halen),
trengelaar:
ps. omgespeld volgens Frings.
trəŋəliər (P048p Halen),
tuiser:
ps. omgespeld volgens Frings.
tōͅšər (P048p Halen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klier (P048p Halen),
klir (P048p Halen),
ps. de tweede e staat wat hoger geschreven.
klieer (P048p Halen)
|
klaar, helder [ZND 01 (1922)], [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
33450 |
onderdeur |
onderdeur:
ǫndǝrdø̜̄r (P048p Halen)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
18401 |
ondergoed |
onderdingen:
ondərdəngə (P048p Halen),
ondergoed:
oͅndərgut (P048p Halen)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32731 |
ondergronden, woelen |
omwroeten:
umvrytǝ (P048p Halen)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|