e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omslagdoek onder mantel of jak neusdoek: nøsduk (Halen) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagluier doeken: dŭŭkkə (Halen) luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)] III-2-2
omwalde akker schans: sxans (Halen) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden herzetten: hęrzętǝ (Halen), verzetten: vǝrzętǝ (Halen) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
omzetten omzetten: ømzętǝ (Halen) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbetrouwbare koopman deugeniet: ps. omgespeld volgens Frings.  døͅi̯gənit (Halen), fou (fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  nə fu (Halen), guit: ps. omgespeld volgens Frings.  goͅu̯t (Halen), schelm: ps. omgespeld volgens Frings.  sxeͅləm (Halen), trengelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  trəŋəliər (Halen), tuiser: ps. omgespeld volgens Frings.  tōͅšər (Halen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1
onbewolkt klaar: klier (Halen), klir (Halen), ps. de tweede e staat wat hoger geschreven.  klieer (Halen) klaar, helder [ZND 01 (1922)], [ZND 19A (1936)] III-4-4
onderdeur onderdeur: ǫndǝrdø̜̄r (Halen) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondergoed onderdingen: ondərdəngə (Halen), ondergoed: oͅndərgut (Halen) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronden, woelen omwroeten: umvrytǝ (Halen) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1