e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elektriciteit elektriek: electriek (Hamont), eͅləntrik (Hamont), äləktrik (Hamont), stroom: strūəm (Hamont) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische centrale centrale: sɛntral (Hamont  [(Eisden)]   [Eisden]) [N 95, 21] II-5
elektrische tram elektrieken tram: eletrieke tram (Hamont), eletrieken tram (Hamont), äləktrikən tram (Hamont) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
elektromonteur elektricien: ęlǝktrikšẽ̜ (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) Vakman die op de mijn elektrische licht- en krachtinstallaties aanlegt en repareert. [N 95, 146] II-5
ellende (lijden) ellende: ch ben zik van d⁄eͅlleͅn (Hamont), hej zet en d⁄ eͅlleͅn (Hamont), ich bin ziek van de ellende (Hamont), miserie: həj zet ennə mizēri (Hamont), cf. WNT s.v. "miserie  mĭĕzêêrĭĕ (Hamont), misre: hej zit in de misere (Hamont), ich bin ziek van de misere (Hamont) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] || narigheid III-1-4
els els: ę̄ls (Hamont), priem: prę̄m (Hamont), prīm (Hamont) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien v√≥√≥r te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
emmer aker: ōͅkər (Hamont, ... ), emmer: eͅmər (Hamont, ... ), īəmər (Hamont, ... ), ketel: kētəl (Hamont, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
endeldarm schijtdarm: sxidaerm (Hamont), sxïtä:rəm (Hamont) endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)] III-1-1
engel engel: inen engel twiee engelen (Hamont), nən äŋəl twī äŋələn (Hamont) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engelse sleutel engelse sleutel: ɛŋǝlsǝ slø̄tǝl (Hamont  [(Eisden)]   [Julia]) Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759] II-5