e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruimen pruimen: prōēmen (Hamont), sjieken: sieken (Hamont), sīēken (Hamont) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || tabak pruimen III-2-3
pruimtabak sjiektabak: šektǝbak (Hamont  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965] II-5
prutsen brodden: broddelen  bròddə (Hamont), fikfakken: uit Hgd. fickfacken  fikfakken (Hamont), frutselen: frutselen (Hamont), frutsələ (Hamont), frøtsələn (Hamont), klommelen: kloͅmmələn (Hamont), kloten: kloe-w-eten (Hamont), klūĕtən (Hamont), prutselen: prutselen (Hamont), prutsen: prutsen (Hamont), prutsə (Hamont) beuzelen, prutsen, sukkelen || Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || frutselen; aan zijn fiets frutselen || prutsen || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] || slecht of verkeerd doen (vaak onhandigheid) || werk van weinig waarde of betekenis doen III-1-4
prutser broddelaar: bròddəlééər (Hamont), hannesen: hannesen (Hamont), klommelaar: klómməlééər (Hamont), lompe hannes: lóómpən ànnəs (Hamont), onnozele hals: ónūūzələn àls (Hamont), sukkelaar: sukkəlééər (Hamont) broddelaar || klommelaar, prutser || sukkelaar || sukkelaar, onhandig mens || sukkelaar. lummel || zich gedragen als een hannes, lummel, sukkelaar, knoeien III-1-4
prutswerk bros: wannə bras (Hamont), geknoei: wa geknoei (Hamont), kloterij: kloe-w-eterij (Hamont), knoei: wannə knūj (Hamont) prutsig werk, beuzelarij || Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
pruttelen lurken: lŏĕreken∂ (Hamont), lŏĕrəken (Hamont) Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
pudding pudding: Syst. Frings  poͅdeŋ (Hamont, ... ) Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
puimsteen puimsteen: pumstiǝn (Hamont), pø̜jmstijǝn (Hamont) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes brobbeltjes: broͅbəlkəs (Hamont, ... ), puistjes: pusjəs (Hamont), pyšəs (Hamont) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
pullover pullover: plōvər (Hamont), tricot (fr.): triko (Hamont) pullover || pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3