17682 |
ader |
ader:
`n oâr opensnijen (L286p Hamont),
de oâren van zienen kop (L286p Hamont),
də ōͅrən van zi v"rhy(3)̄`ət (L286p Hamont),
en ōͅər ōpəsnäi`ən (L286p Hamont)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
19803 |
afdak |
afdak:
af˂dāk (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont),
āf˂dāk (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont)
|
afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
33470 |
afdakje boven de poort |
afdak:
af˱dāk (L286p Hamont)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|
27312 |
afdalen |
afgaan:
āǝf˲gǭǝn (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41]
II-5
|
27227 |
afdelingsopzichter |
porion:
pǝrjǫ̃ (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37]
II-5
|
21448 |
afdingen |
afbieden:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfbījən (L286p Hamont)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
zure:
zørǝ (L286p Hamont),
zwier:
zwirǝ (L286p Hamont),
zwiers:
zwirs (L286p Hamont)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
18381 |
afgesneden laars |
botje:
botsjə (L286p Hamont)
|
laars, afgesneden ~ [vlaglaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgetrokken zeug:
āfxǝtrǫkǝ [zeug] (L286p Hamont)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
puni (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|