19094 |
futloze jongen |
lummel:
de is ne lummel (L286p Hamont),
des ne lummel (L286p Hamont),
des ənə lummel (L286p Hamont),
dè is ənə lummel (L286p Hamont),
dɛsnə lømməl (L286p Hamont),
pummel:
de is ne pummel (L286p Hamont),
slungel:
des ənə slungel (L286p Hamont)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
17807 |
gaan |
gaan:
gāōn (L286p Hamont),
gōͅən (L286p Hamont),
goͅən (L286p Hamont)
|
gaan [ZND m] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L286p Hamont),
murw:
murf (L286p Hamont)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
kotje:
køtsjə (L286p Hamont)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
zien zakn goəjsloon (L286p Hamont),
zin zākə gōĭ slōĕn (L286p Hamont)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
26328 |
gaffelreep |
reep:
rejǝp (L286p Hamont)
|
Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46]
II-3
|
26327 |
gaffelwiel, gaffelrad |
klein radje:
klęjn rø̜jkǝ (L286p Hamont),
luirad:
lø̜jrǭt (L286p Hamont)
|
Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l]
II-3
|
26073 |
galerij |
voie/vôye:
voj (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
vuj (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Mijngang in de kool of het gesteente, nagenoeg volgens de strekking van de koollaag. De invuller uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat een galerij evenwijdig aan de laag of door de laag werd gedreven. Een evenwijdig aan de laag gedreven gang, een steengalerij, kon dienst doen als watergalerij. Galerijen in de laag konden zowel "toevoergalerij" als "afvoergalerij" zijn. Soms was een "afvoergalerij" later de "toevoergalerij" voor een andere pijler in diezelfde laag, terwijl het omgekeerde ook kon voorkomen. [N 95, 372; N 95, 383; monogr.; Vwo 69; Vwo 332; Vwo 845]
II-5
|
27827 |
galerijuitsnijding |
bossèyemint:
bužǝmɛ̄nt (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Het definitieve profiel van een galerij, het resultaat dat ontstaat wanneer het nevengesteente verwijderd is. Zie ook het lemma Nevengesteente Verwijderen. [N 95, 927; Vwo 131; Vwo 191; Vwo 256; Vwo 334; Vwo 447; Vwo 839; monogr.]
II-5
|
21314 |
galgenaas |
lelijkerd:
ənə läləkərd (L286p Hamont),
nikswaard:
ənə nekswēͅed (L286p Hamont),
schoelje:
Van Dale: schoelje, 2. gemeen sujet, fielt, schurk (gew. ook schoelie).
ən schulij (L286p Hamont),
smeerlap:
ənə smērlap (L286p Hamont),
vagebond (<fr.):
ə vagebond (L286p Hamont),
ənə vāgəbōnd (L286p Hamont),
voyou (fr.):
Van Dale (FN): voyou, schooier, deugniet, gannef.
⁄n voyou / vajou? (L286p Hamont)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|