33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
afdak:
afdāk (Q002p Hasselt),
āfdāk (Q002p Hasselt),
schop:
sxop (Q002p Hasselt),
sxup (Q002p Hasselt),
sxǫp (Q002p Hasselt),
schuil:
sxø̄l (Q002p Hasselt)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
choepen (Q002p Hasselt),
schoeppe (Q002p Hasselt),
stampen:
wegstampe (Q002p Hasselt),
wegstampen (Q002p Hasselt)
|
stampen: hoe zegt ge als ge iets met een voetbeweging verwijdert b.v. een hond weg... [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
scheppe (Q002p Hasselt),
scheppen (Q002p Hasselt),
scheͅpə kē.nəŋ (Q002p Hasselt),
schèppe (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
sjepe (Q002p Hasselt),
eerste "e"wordt uitgesproken zoals in Eng. "bed
scheppə (Q002p Hasselt),
spelling: scheppen
sxepə (Q002p Hasselt)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)] || Schoppen: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] || Schoppen: Schoppen in het kaartspel. || Schoppenkoning. [ZND m]
III-3-2
|
31694 |
schors |
boomschors:
būmsxǫrs (Q002p Hasselt),
schil:
sxęl (Q002p Hasselt
[(van een dennenboom)]
),
schors:
sxǫrs (Q002p Hasselt),
sxǫts (Q002p Hasselt)
|
De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.]
II-12
|
24492 |
schors (alg.) |
schors:
schors (Q002p Hasselt)
|
schors
III-4-3
|
33585 |
schorseneer |
schorseneel:
schorsnīēle (Q002p Hasselt),
schosni’e’le (Q002p Hasselt)
|
[DC 76 (2002)]schorseneren
I-7
|
18283 |
schort zonder borststuk |
voorschoot:
vērsXuət (Q002p Hasselt)
|
voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19506 |
schotel |
frietschotel:
om uit te eten
frītsxø̄təl (Q002p Hasselt),
schotel:
scheue.tel (Q002p Hasselt),
om uit te eten
sxø̄təl (Q002p Hasselt),
v. een gerecht een schotel om eten op te dienen
sxø̄ətəl (Q002p Hasselt),
v. platte kom ook een gerecht; in het algemeen
sxøͅtəl (Q002p Hasselt),
teil:
tēl (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
tīəl (Q002p Hasselt),
pan waarin men de melk deed om de room te laten bovenkomen
tēͅl (Q002p Hasselt),
v. om melk in te gieten
tēl (Q002p Hasselt)
|
een ronde schotel [ZND 06 (1924)] || schotel [ZND m] || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || teil, in de betekenis van aarden pan of diepe schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
onderschotel:
ondərscheetəl (Q002p Hasselt),
onderschoteltje:
ondərschetəlkə (Q002p Hasselt),
oͅndərsxētəlkə (Q002p Hasselt),
ondertas:
o.ndertas (Q002p Hasselt),
ondərtas (Q002p Hasselt),
oͅndərtas (Q002p Hasselt),
v.
oͅndərtas (Q002p Hasselt),
oͅndərtās (Q002p Hasselt),
ondertasje:
ondərteskə (Q002p Hasselt),
onərteskə (Q002p Hasselt),
oͅndərtaskə (Q002p Hasselt),
mv. ~s
oͅndərtɛskə (Q002p Hasselt),
o.
oͅndərteͅskə (Q002p Hasselt),
schoteltje:
schētəlkə (Q002p Hasselt),
schōtəlkə (Q002p Hasselt),
schétəlkə (Q002p Hasselt),
sjø̄təlkə (Q002p Hasselt),
sxētəlkə (Q002p Hasselt),
sxēͅtəlkə (Q002p Hasselt),
sxōtəlkə (Q002p Hasselt),
tas:
tas (Q002p Hasselt),
tasje:
teske (Q002p Hasselt),
teskə (Q002p Hasselt)
|
een kopje met een schoteltje [ZND 34 (1940)] || schoteltje [ZND 34 (1940)], [ZND 45 (1946)] || schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] || schoteltje, ondertas
III-2-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
scheur (Q002p Hasselt),
schuërs trekke (Q002p Hasselt),
sxør (Q002p Hasselt),
sxørz oͅptrekə (Q002p Hasselt),
zən sxu.ərs əprɛkə (Q002p Hasselt)
|
een schouder [ZND B1 (1940sq)] || schouder || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|