17947 |
schrede |
pas:
pas (Q002p Hasselt),
schritt (du.):
schrieët (Q002p Hasselt),
stap:
stap (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt)
|
een schrede (zover men ineens kan stappen) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
keken:
kiekə (Q002p Hasselt),
kię.kǝ (Q002p Hasselt),
kiǝkǝ (Q002p Hasselt),
schreeuwen:
sxrivǝ (Q002p Hasselt),
sxrīvǝ (Q002p Hasselt)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || schreeuwen [ZND m]
I-12, III-3-1
|
19728 |
schrijftafel, bureau |
bureau:
beréu (Q002p Hasselt)
|
schrijftafel
III-2-1
|
33816 |
schrikachtig |
(een) schrikachtige:
sxrikxtǝgǝ (Q002p Hasselt),
schouw:
sxø̜̄. (Q002p Hasselt)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
schriekkeljoar (Q002p Hasselt)
|
Schrikkeljaar.
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
verschrikken:
Iech (h)aa miech ferrem verschriek: Ik was erg geschrokken
verschriekke (Q002p Hasselt)
|
verschrikken
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
schrobbelen:
schroebbele (Q002p Hasselt),
schrobben:
schroebbe (Q002p Hasselt),
schuren:
schouë.re (Q002p Hasselt)
|
schrobben || schuren Inz. de vloer schrobben met schuurborstel en zeepsop
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
bezem:
m.
bɛsəm (Q002p Hasselt),
schrobborstel:
schroebbossel (Q002p Hasselt),
sxrup˂boͅsəl (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
m.
sxrubboͅsəl (Q002p Hasselt),
sxrup˂boͅsəl (Q002p Hasselt),
schuurborstel:
schouë.rbossel (Q002p Hasselt)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schrobborstel || schuurborstel
III-2-1
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
schrobzeeg:
sxrup˲ziǝx (Q002p Hasselt)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|
19411 |
schroeien |
kissen:
kesə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
versnerken:
versnè.rreke (Q002p Hasselt)
|
schroeien, zengen (branden zonder vlam; van stof) [ZND B1 (1940sq)] || verzengen, schroeien
III-2-1
|