24169 |
hop |
hop:
hop (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
hup (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
vogel
(h)oep (Q002p Hasselt),
stronthop:
stroͅnthup (Q002p Hasselt)
|
hop [ZND m] || hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)] || Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.]
I-5, III-4-1
|
32926 |
hopen spreiden |
uitbreken:
ø̜̄ǝt˱brīǝkǝ (Q002p Hasselt)
|
Het uiteengooien van de middelgrote soort hopen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hopen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 109]
I-3
|
19675 |
hor |
moustiquaire (fr.):
ékèr (Q002p Hasselt),
vliegenraam:
vliegeraam (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
vliegenvanger:
vlei̯gəvaŋər (Q002p Hasselt)
|
een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17733 |
horen |
horen:
hi.ərə (Q002p Hasselt),
hiərə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
i.ərə (Q002p Hasselt)
|
horen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
dwarsbalk:
dwars˱balǝk (Q002p Hasselt),
slagboom:
slāx˱būm (Q002p Hasselt)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
horloge:
en geu herleuge (Q002p Hasselt),
erleue.zje (Q002p Hasselt),
horloōge (Q002p Hasselt),
ərlōžə (Q002p Hasselt),
’n geu erleuzje (Q002p Hasselt),
Destijds bij niet-geletterden.
gerleue.zje (Q002p Hasselt)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-3
|
17812 |
houden |
houden:
hagen (Q002p Hasselt),
hā.gə (Q002p Hasselt)
|
houden [ZND m] || houden, houwen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
houden van:
hie hielt veel van vaoder en moëder, van pa en ma, van nonk en tant, van Mièster en geboër, van de schrijnwërker (Q002p Hasselt),
liefhebben:
leifhebbe (Q002p Hasselt)
|
Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Liefhebben. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetman:
vɛ̄tman (Q002p Hasselt),
vetter:
vētǝr (Q002p Hasselt),
vē̜tǝr (Q002p Hasselt),
weidenboer:
wēbǫu̯ǝr (Q002p Hasselt)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
22183 |
houtduif |
bosduif:
boͅs˂døͅf (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|