e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bosje haren aan de bovenlip moustache (fr.): mustaš (Hasselt) Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24] I-9
bossingschaaf platbandschaaf: plat˱ba.ntsxāf (Hasselt) Blokschaaf met verstelbare breedte- en dieptegeleider die gebruikt wordt om schuine kanten te schaven aan panelen van deuren, kasten, enz. Zie ook afb. 38 en het lemma ɛbossingɛ in wld II.9, pag. 121.' [N 53, 72; monogr.] II-12
bot bot: bot (Hasselt), boͅt (Hasselt) bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)] || stomp, bot III-2-1
bot eggen half scherp [eggen]: ha.lǝfsxɛ.rǝp (Hasselt), stuiken: stø̜̄.kǝ (Hasselt) Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.] I-2
bot mes koetenvilder: padəvel (Hasselt), paddevel: padəvɛl (Hasselt) bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
boter boter: bø̄tǝr (Hasselt), bø̄ǝtǝr (Hasselt), bōtǝr (Hasselt), botter: bøtǝr (Hasselt) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterbloem boterbloem: bø̄tǝrblom (Hasselt) Ranunculus L. Een plantengeslacht dat, samen met de (water)ranonkel, uit allerlei verschillende soorten bestaat waarvan sommige inmiddels zeldzaam zijn, zoals de akkerboterbloem (Ranunculus arvensis L.) die vroeger in veel Limburgse akkers voorkwam. In het gebied van het WLD zijn de scherpe (Ranunculus acris L., hierbij afgebeeld), de kruipende (Ranunculus repens L.) en de blaartrekkende (Ranunculus sceleratus L.) boterbloem vrij algemeen en in mindere mate de knolboterbloem (Ranunculus bulbosus L.), de egelboterbloem (Ranunculus flammula L.) en de behaarde boterbloem (Ranunculus sardous Crantz.). De meeste van deze soorten hebben (goud- tot bleek-)gele bloemen en groeien op weilanden, bermen, oevers en andere min of meer vochtige bodem. Ze bloeien van april of mei tot september en worden van ongeveer 10 tot 50 cm hoog. Voor zover mogelijk is de bedoelde soort apart aangegeven. [A 60A, 40, 60, 61, 104; monogr.] I-5
boterham ben: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  ben (Hasselt), boo: bo. (Hasselt), Syst. Frings  (Hasselt), boo-tje: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  beuke (Hasselt), boterham: beue.teram (Hasselt), beuterham (Hasselt), bootram (Hasselt), bō.ətəram (Hasselt), Syst. Frings  bø.təram (Hasselt), bøtəram (Hasselt), bø̄ətəram (Hasselt), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  beuteram (Hasselt), beuëterham (Hasselt), botram (Hasselt), bø̄təram (Hasselt), bø͂ͅ.tə.rràm (Hasselt), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9 nb; boven de \\ staat een lengte-teken  bøͅtəram (Hasselt), kantje: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9 nb; boven de \\ staat een lengte-teken  käntjə (Hasselt), sandwich: sá.ndwiesj (Hasselt), snee: Verklw. sneeke  snee (Hasselt), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  snee (Hasselt) boterham [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || hoe noemt men de met boter gesmeerde snee brood [ZND 48 (1954)] || Moeder! Mag ik een boterham [ZND 45 (1946)] || sandwich || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bentje: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  bentje (Hasselt), boo: Syst. Frings  bø. (Hasselt), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  beu (Hasselt), bō (Hasselt), boo-tebammeke: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  beutebemke (Hasselt), boo-tje: Syst. Frings  bøkə (Hasselt), bø̄kə (Hasselt), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  beuke (Hasselt), booke (Hasselt), mem: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  mem (Hasselt) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham met kaas kaasboo: Syst. Frings  kīəsbø̄ (Hasselt), kaasboterham: Syst. Frings  kiəsbøtəram (Hasselt), kaassnee: Syst. Frings  kīi̯əssnē (Hasselt) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3