21355 |
pruisen |
pruises:
Pruuses (L328p Heel)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18926 |
prutsen |
aankloten:
aankloeëte (L328p Heel),
foddelen:
fóddele (L328p Heel),
ineenbreien:
inein braojə (L328p Heel),
klommelen:
klómmele (L328p Heel),
kloten:
kloeëte (L328p Heel),
kloeətə (L328p Heel),
martelen:
mertele (L328p Heel),
mieren:
miere (L328p Heel),
neuken:
vb.: hij zit al uren aan zijn fiets te -
näöke (L328p Heel),
prutsen:
prutsə (L328p Heel)
|
aanrommelen || klungelen, prutsen aan iets || met moeite aan iets prutsen om het open/dich/aan de gang te krijgen || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || prutsen || prutsen, frunniken || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18908 |
prutser |
hampelmann (du.):
hampelemanne (L328p Heel),
kamizool:
kammezaol (L328p Heel),
klommelaar:
klómmeliër (L328p Heel),
klootzak:
kloeətzák (L328p Heel),
sukkelaar:
suggelieer (L328p Heel)
|
iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] || klungelaar || prutser || sukkel || sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
gepruts:
gepruts (L328p Heel),
prutswerk:
prutswerk (L328p Heel)
|
slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20578 |
pruttelen |
lotsen:
loetsjə (L328p Heel)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20311 |
puber |
aanspanner:
áánsjpèndər (L328p Heel),
jong:
jóng (L328p Heel, ...
L328p Heel),
jónk (L328p Heel),
jongelui:
jônluuj (L328p Heel),
jongen:
jónge (L328p Heel),
meidje:
maedje (L328p Heel),
poet:
kleine kinderen; cf. WNT s.v. "poet (II)"4) "Gebezigd met betrekking tot een klein kind.......
poete (L328p Heel),
wicht:
kleine kinderen
wichte (L328p Heel)
|
iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
30687 |
puimsteen |
pruimesteen:
prūmǝstęjn (L328p Heel),
puimsteen:
pø̜jmštęjn (L328p Heel)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
18110 |
puistjes |
brobbels:
brobbele (L328p Heel)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21479 |
punaise |
punaise (fr.):
pənéés (L328p Heel)
|
een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25014 |
punt, stip |
punt:
puntj (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)]
III-4-4
|