e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weekdienst weekdienst: waekdeenst (Heel), zeswekendienst: zeswaeke deenst (Heel) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weelde weelde: wêldje (Heel) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weerbarstig wars: wèèrs (Heel) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel borstel: bø̜rstǝl (Heel), weerborstel: weerbustel (Heel) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] I-12, III-1-1
weerlichten weerlichten: wéérleechtə (Heel), wéérlichte (Heel) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: wèèrlēēcht (Heel), zeebrand: ziëbrandj (Heel) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Heel), Opm.: lang.  wĕr (Heel) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerstand biedend stijf in de muil: stīǝf en ǝ mul (Heel) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weerwolf weerwolf: wieerwolf (Heel) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: weis (Heel) wees [SGV (1914)] III-2-2