e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterput put: pøt (Heer), pøͅt (Heer) [RND 08] [SGV (1914)] I-7
wbd: verkopen voor laten: loatə (Heer) verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
weddenschap weddenschap: wɛdənsjap (Heer) weddenschap [RND] III-3-2
weduwe wedevrouw: wedevrouw (Heer) weduwe [SGV (1914)] III-2-2
weduwnaar wedeman: wedema͂n (Heer) weduwnaar [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: schtŏf (Heer) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weelde weelde: wêlde (Heer), welmoed: (m.).  waalmoot (Heer) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weerlichten weerlichten: weerliechte (Heer), wéérlichte (Heer) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: weerleech (Heer), weirliĕch (Heer), zeebrand: ziebrand (Heer) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Heer) weer [SGV (1914)] III-4-4