20346 |
grootmoeder |
bes:
besj (Q113p Heerlen),
bestemoeder:
bestemodder (Q113p Heerlen),
grootmam:
groewtmam (Q113p Heerlen),
grootmoeder:
groetmodder (Q113p Heerlen),
groeëtmódder (Q113p Heerlen),
gross (du.):
groeës (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
groosz (Q113p Heerlen),
mar.: var. op het Ned. "grootje"?
groeës (Q113p Heerlen),
gross-mam:
groeësmam (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
gross-moeder:
groeësmodder (Q113p Heerlen),
cf. VD D-N s.v. "grossmutter
groeësmodder (Q113p Heerlen),
grossmama (du.):
cf. VD D-N s.v. "Grossmama
groeësmama (Q113p Heerlen),
oma:
oma (Q113p Heerlen)
|
grootje || grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || grootmoeder; grootmoeder zit te breien; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; grootmoeder zit te breien; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || opoe
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
groewtouwersch (Q113p Heerlen),
groeëtouwesj (Q113p Heerlen),
gross-ouders:
groeësouwesj (Q113p Heerlen)
|
grootouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25007 |
grootte |
grootte:
grüde (Q113p Heerlen)
|
grootte [SGV (1914)]
III-4-4
|
20288 |
grootvader |
bestevader:
bestevadder (Q113p Heerlen),
grootpap:
groewtpap (Q113p Heerlen),
grootvader:
groeëtvadder (Q113p Heerlen),
gross:
groeës (Q113p Heerlen),
gross (du.):
groosz (Q113p Heerlen),
gross-pap:
groeëspap (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
gross-papa:
cf. VD- D-N s.v. "Grosspapa
groeëspapa (Q113p Heerlen),
gross-vader:
groeësvadder (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
cf. VD - D-N s.v. "Grossvater
groeësvadder (Q113p Heerlen),
opa:
opa (Q113p Heerlen)
|
grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; grootvader rookt een pijp; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; grootvader rookt een pijp; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groeët (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
groeət (Q113p Heerlen)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
berm:
bèèrm (Q113p Heerlen),
hoop:
hoap (Q113p Heerlen),
hoop (Q113p Heerlen),
hopen (mv.):
hoape (Q113p Heerlen)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
marbel:
grote glazen knikker
marbel (Q113p Heerlen),
schiethuif:
grote schietknikker van klei of van steen
scheethuuf (Q113p Heerlen)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
grote lijster:
groeëte liester (Q113p Heerlen),
grôête liester (Q113p Heerlen)
|
grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21803 |
grote ruzie? |
woeste krach (du.):
wustə-kràch (Q113p Heerlen)
|
een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
huispoets:
der hoesputz is vèèrdig (Q113p Heerlen),
dər hōēspoets is klaor (Q113p Heerlen),
hoesputz (Q113p Heerlen),
hōespoets (Q113p Heerlen),
vier sind aan der hoesputz (Q113p Heerlen),
vir hubbə hōēspoets (Q113p Heerlen)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|